Burgemeester Kleijwegt houdt vast aan zijn beleid dat iedere horecaondernemer in Hellevoetsluis een Bibob toets moet ondergaan, ongeacht het feit dat een ondernemer al jaren in Hellevoetsluis is gevestigd.
Dit in tegenstelling met een eerder genomen besluit van drie jaar geleden, waarin hij heeft beslist dat zittende ondernemers toen geen Bibob toets hoefde te ondergaan.
Deze huidige beslissing om toch de Bibob toe te passen, heeft opnieuw verbazing gewekt bij de gevestigde horecaondernemers.
In september 2006 heeft het college beleid gevormd over het toepassen van de wet Bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Bibob) bij horecaondernemingen. Deze wet heeft tot doel een halt toe te roepen aan het misbruiken van vergunningen die tot stand zijn gekomen met geld wat door criminele activiteiten is verdiend; de zogenaamde wit was praktijken. In het beleid is vast gesteld dat nieuwe horecaondernemingen worden getoetst aan de wet Bibob. Nieuwe ondernemers zijn verplicht om diverse vergunningen aan te vragen en ook eindelijk te hebben, voordat zij een horecazaak mogen openen. Dit geldt ook voor zittende ondernemers die bijvoorbeeld een tweede zaak willen gaan starten. Dan ontstaat er een nieuwe aanvraag en moet dus worden getoetst aan de Bibob. Dit beleid wordt door de horeca onderstreept. In ditzelfde beleid staat ook dat zittende horecaondernemers (in de vesting) die ten tijde van het vaststellen van het beleid al waren gevestigd, geen Bibob toetsing hoeven te ondergaan.
In 2007 heeft de gemeente een oude regel uit de Algemene plaatselijke verordening (Apv) nieuw leven in geblazen. Dit gaat om de exploitatievergunning. De gemeente heeft voor 2007 nooit gehandhaafd op het niet hebben van een exploitatievergunning, welke verplicht is voor een horecaondernemer. Iedere horecaondernemer die op dat moment geen exploitatievergunning had, moest deze alsnog aanvragen. Een onderdeel van deze aanvraag bleek dus ook de Bibob vragenlijst te zijn. Toen al kwamen horecaondernemers in opstand, omdat dit tegen het beleid was om te vragen naar de financiële handel en wandel van de ondernemers. Na veel gedoe, is toen door de burgemeester besloten dat er exploitatievergunningen verleend konden worden, zonder de Bibob toetsing. Echter: hij bouwde wel een kleine maar in. De toen verleende exploitatievergunning werden (tegen de bepalingen van de Apv in) voor slechts 3 jaar verleend.
Eind 2010 kregen veel horecaondernemers wederom een brief, waarin stond dat hun vergunning bijna was verlopen en dat zij een nieuwe aanvraag tot exploitatievergunning moesten indienen, met wederom de Bibob vragenlijst erbij. Opnieuw wezen sommige ondernemers de burgemeester op zijn eigen beleid, waarin staat, dat zittende ondernemers geen Bibob toets hoeven te ondergaan. De burgemeester houdt nu echter wel vast aan zijn standpunt: “Iedere horecaondernemer moet één keer de toets ondergaan”. Dat betekend dus voor de ondernemers een flinke administratieve rompslomp als hij blijft vast houden aan zijn standpunt, ondanks het tegen zijn eigen beleid is.
Dat was voor sommige ondernemers reden om Koninklijke Horeca Nederland in te schakelen. Deze heeft de burgemeester op 28 februari 2010 een brief gestuurd, waarin zij aandacht vraagt voor deze gang van zaken. Ook KHN hekelt het beleid van burgemeester Kleijwegt. KHN in hun brief: “De Wet Bibob heeft betrekking op ernstig gevaar. Als men op deze basis iedere aanvraag een Bibob formulier laat invullen, is dat feitelijk in strijd met de uitgangspunten van de Wet Bibob.”
Koninklijke Horeca Nederland is evenwel van mening dat toepassing van Bibob slechts kan en mag plaatsvinden als aan een aantal basale randvoorwaarden wordt voldaan:
– Het moet proportioneel worden toegepast
– Het mag niet leiden tot onnodige administratieve lasten
– Vergunningen mogen niet duurder zijn, als de tijd en middelen die hiervoor staan zijn verantwoordt.
KHN wacht de reactie van de burgemeester met spanning af.
Tot slot zou u zich af kunnen vragen, wat is dan het belang van de ondernemer om geen Bibob toets te hoeven ondergaan. Navraag leerde dat het gaat om een principe kwestie. Een ondernemer stelde: “Ziet de burgemeester, na meer dan 25 jaar als horecaondernemer hier gevestigd te zijn, mij als crimineel? Want zo voel ik het!”. Een van de mogelijkheden om ook de Bibob toets uit te voeren is als er aanwijzingen zijn dat er crimineel geld aanwezig is in een horecaonderneming. Pas dan mag de burgemeester de Bibob toets toe passen. Ook zijn ondernemers argwanend over het feit dat hun financiële gegevens bij een openbare instelling als een gemeente terecht komt, waarom zou een gemeente, dan wel een burgemeester dit willen? Zij vinden het echter wel heel terecht dat als er nieuwe onderneming wordt opgestart, dat er dan verantwoording wordt afgelegd over de investering, maar wat heeft de burgemeester aan een winst- en verlies rekening van hun onderneming?
Het verzoek van diverse ondernemers aan de burgemeester, blijft nog steeds onverminderd van kracht: Burgemeester; wijk niet af van uw vastgestelde beleid, of maak anders helemaal geen beleid.