M. ontvluchtte op een bepaald moment de woning, K. achterlatend. Hij zag zijn vriend wel op de grond liggen maar deed niets om hem mee te nemen of te helpen. Ook belde hij niet met de politie. Pas aan het eind van de middag kwam de politie in de woning nadat P. zich op het bureau gemeld had. Zij troffen de man, overleden, liggend in een plas bloed aan.
Garrick P. vertelde een heel ander verhaal. Volgens hem kwamen de twee mannen wiet bij hem afleveren en richtte M. een pistool op hem. K. had kabelbinders in zijn hand die geprepareerd waren tot handboeien. P. was bang om gemarteld te worden en viel M. aan toen die het pistool naar beneden liet wijzen om een stoel te pakken. Waarom de mannen hem bedreigden kon hij de rechter niet uitleggen. Het cocaïneverhaal was volgens hem ook totaal niet waar want hij is geen dealer. De verklaringen van M. en een aantal getuigen noemt hij grote leugens.
Bij het bepalen van de strafeis heeft de officier van justitie zich laten leiden door de verklaringen van M. en P. en de resultaten van het technisch onderzoek. Zij gaat er van uit dat het verhaal van P. omtrent de worsteling en de schietpartij het juiste verhaal is en eist 36 maanden celstraf met aftrek van het voorarrest.
P. hoeft van het OM niet opnieuw de cel in. Wel gaat de officier uit van het voorbereiden van een cocaïnedeal, maar daarvoor eist ze drie maanden, wat gelijk is aan de tijd van P. al in voorlopige hechtenis heeft gezeten. De advocaat van P. bereidt een schadeclaim voor die zijn cliënt gaat indienen tegen M. vanwege de traumatische ervaring die hij heeft moeten meemaken.
Op 15 juni volgt de uitspraak.