De zeehonden lagen op de zandbanken te zonnen, voor de Hoornse hoofden en voor de Voornse duinen, ter hoogte van het pompstation van de waterleiding.
In die tijd zwommen er nog hele scholen bruinvissen de rivier op, aan Hellevoetsluis voorbij.
Vanuit Middelharnis, Sommelsdijk, Stellendam, Goeree, enz voeren visserschepen uit tot op zee. In Hellevoetsluis lag De Plat van Uitterlinden.
Er was zelfs nog een Zalmvisserij op de punt van de tramhaven met zalmsteken langs de oever van het Haringvliet.
Ook waren er kleinere vissersboten, die met lijnen visten, zoals van de gebroeders de Werker. Ze vingen: bot, schol, tong, paling, spiering, zeekrabben, pieterman, bliek, schelvis, kabeljauw, enz.
Op de gorzen tussen Hellevoetsluis en de duinen zag men veel wilde eenden, ganzen en soms ook zwanen, verder natuurlijk ook vele soorten meeuwen, sterntjes, lepelaars, strandlopers, snippen, kluten enz. Aan het einde van de havens lagen de vier enorme houten havenhoofden. Van de zee uit geteld het 1e, 2e, 3e en 4e hoofd. Alleen het 4e hoofd, bij het mijnengebouw, was niet voor het publiek toegankelijk
Vooral op het 2e en 1e hoofd van de marinehaven was altijd veel publiek om naar de machtige getijstromen, de scheepvaart of in de winter naar het kruiende ijs te komen kijken, wat vooral bij volle maan een fantastisch schouwspel was, een zee van bewegend kristal.
Willem van Beveren (1913) maakte het allemaal mee. Zijn complete verhaal lees je hier.